HENDRICK PEETERSEN VAN MIDDELBURCH

HENDRICK PEETERSEN VAN MIDDELBURCH

Den Bibel, 1541
Antwerpen

Antwerpen, ca. 1580

Hendrick Peetersen van Middelburch zou zich vanaf 1520 een vaste plaats weten te verwerven in de toenemende concentratie van Antwerpse boekdrukkers. Over zijn persoonlijke achtergrond is weinig bekend, alleen dat zijn achternaam mogelijk verwijst naar de gelijknamige stad in Zeeland als zijn geboorteplaats. Stadsarchieven tonen aan dat hij naast zijn activiteiten als boekdrukker, vanaf 1523 ook boekbinder en in 1525 ook als boekhandelaar ingeschreven stond. Zijn drukkersbedrijf was te vinden in de beroemde drukkerswijk in Antwerpen en droeg de naam “In den Mol”, in de Cammerstraat binnen de Cammerpoort (huidige Kammenstraat). In 1536 werd hij toegelaten tot de Sint-Lucasgilde en benoemd tot meester-drukker. Enkele collega’s zoals Jacob van Liesvelt, Hermannus Sasse en mogelijk Matthias Crom drukten in opdracht van Hendrick Peetersen.

Met een fondslijst van ongeveer 80 titels kan hij onder de middelgrote drukkers gerekend worden. Van zijn drukpers verschenen pronostieken, verslagen over actuele gebeurtenissen, didactiek en talrijke godsdienstige teksten. In deze laatste categorie werden volgens de juridische stukken ook ‘Luythersche boecken’ gevonden, ‘smakende ketterye’. Ze leidden ertoe dat Hendrick Peetersen in 1524 veroordeeld werd tot een pelgrimstocht naar de Driekoningenkerk te Keulen. Deze gerechtelijke uitspraak moet kennelijk gerekend worden onder de ‘lichtere straffen’. Iemand die bijvoorbeeld een kerkpreek verstoorde kon zich aan een zwaardere veroordeling verwachten. Hendrick Peetersen onderwierp zich aan deze straf, maar was reeds elf dagen na zijn veroordeling terug in Antwerpen en kon de ‘litterae peregrinationis’ als een kwitantie van zijn pelgrimage voorleggen. De vraag dringt zich op of een vriendelijke ruiter of voerman hem niet een deel van de reis tegemoet is gekomen…

Hoe dan ook, kennelijk was Hendrick Peetersen van zijn veroordeling niet blijvend onder de indruk. Eind jaren ’30 bracht hij terug een aantal boekjes uit die actie van de justitie konden uitlokken, maar gelukkig voor hem dit keer zonder gevolg. Uiteindelijk zouden vijf van zijn publicaties de rechtzinnig katholieke boekencensuur niet doorstaan en op de Leuvense indices van 1546, 1550 en 1558 verboden worden. Drie ervan zijn Bijbeledities. Vanaf 1543 tot aan zijn dood omstreeks 1549 zou Hendrick Peetersen van Middelburch geen risico’s meer nemen en enkel geschriften uitgeven die niet onder verdenking stonden. Zijn weduwe, Jacomyne Bars zette de drukkersactiviteiten nog tot 1561 voort en zou zelfs samen met haar knecht, Peeter van Keerberghen in 1552 een drukkersoctrooi ontvangen. In navolging van haar overleden echtgenoot werd Jacomyne Bars in 1557 als meester-drukker in de Sint-Lucasgilde opgenomen.

‘Den Bibel’ – 1541

In de verspreiding van Nederlandse Bijbeledities heeft Hendrick Peetersen een aanzienlijke bijdrage geleverd. Op zijn minst heeft hij drie complete Bijbels (1535, 1541, 1543) en acht Nieuwe Testamenten (1533, 1540, 1541 (2x), 1543, 1546, 1548 en één zonder datumvermelding) van de pers laten komen. Zijn eerste Nieuwe Testament dat in 1533 verscheen, werd uitgegeven in compagnie met de Delftse drukker Cornelis Heynricz. Lettersnijder. Van beide volledige Bijbels was de 1541-editie met 344 houtgravures het rijkst geïllustreerd. De Bijbeltekst is vrijwel integraal overgenomen van de Vorstermanbijbel en wel van diens editie uit 1533/34. Kennelijk beschikte Hendrick Peetersen voor de gravures in Openbaring ook over houtblokken die Christoffel van Ruremund in 1526 en 1528 voor zijn edities van het Nieuwe Testament gebezigd had. Het is deze uitgave van de volledige Bijbel uit 1541, een Nieuwe Testament uit 1540 en de twee Nieuwe Testamenten uit 1541 die verboden zouden worden.

Nieuwe Testament uit 1542Begin 2007 kregen wij een exemplaar van een Nieuwe Testament uit 1542 in sedecimo in handen dat tot nog toe onbekend lijkt te zijn. Noch Le Long, Poortman als Den Hollander maken er melding van. De enige datumindicatie wordt ons gegeven door een manuele vermelding op het titelblad, maar dit is te betwisten. De aanwezige ‘almenach’ of feestdagenkalender vermeld de vroegste paasdag in het jaar 1542. Dat sluit uiteraard niet uit dat deze editie na Pasen 1541, maar nog steeds in hetzelfde jaar uitgegeven werd en niet per se in 1542. Enkel Van Druten maakt melding van een niet nader omschreven sedecimo-uitgave uit 1542. almenachDat maakt grondigere verificatie jammer genoeg onmogelijk. August Den Hollander bespreekt één uitgave van een nieuw testament uit 1540 en twee uitgaven uit 1541, maar zowel de tekst als de stijl van het titelblad verschillen wezenlijk van de 1542-editie. Ook de Leuvense index van verboden publicaties uit 1546 vermeldt drie uitgaven van het Nieuwe Testament door Hendrick Peetersen van Middelburch en zijn perfect traceerbaar. Over deze 1542-editie wordt echter geen woord gerept. Helaas werd ons niet de gelegenheid gegund om ondermeer vast te stellen in hoeverre de jaaraanduiding correct is. Enkel gemakshalve willen we dit exemplaar dan ook aanduiden als de ‘1542-editie’.

De titel in rode en zwarte inkt, luidt: ‘Dat geheele Nyeuwe Testament met grooter neersticheyt ghecorrigeert / wt die alderoudste en gheapprobeerste copien die welke gedruct zijn Cu[m] Gratia e[t] Privilegio. Ende dat inhoudt van elcken Capittel Sowel vanden Epistolen der Apostolen als der Evangelien.’ Noch het titelblad, noch het colofon bevat de vermelding: ‘Cum Gratia et Privilegio’, een officiële goedkeuring van de overheid tot publicatie. houtsneden voor de evangeliënEnkele vergelijkingen laten zien dat Hendrick Peetersen de houtsneden voor de evangeliën overgenomen heeft van zijn complete Bijbel uit 1541. Wie verwacht dat Hendrick Peetersen hiervan ook de Bijbeltekst zou overnemen heeft het mis. Enkele voorbeelden in de onderstaande tabel tonen aan dat hij voor zijn 1542-editie voorkeur lijkt te geven aan de Bijbeltekst die Jacob van Liesvelt ondermeer uitbracht in 1542. Dit is opmerkelijk aangezien zijn tot nog toe beschreven uitgaven van het Nieuwe Testament terug te voeren zijn tot Bijbelteksten van Willem Vorsterman (1528) en Michiel Hillen van Hoochstraten (NT, 1531). De andere Nieuwe Testamenten van Hendrik Peetersen heb ik evenwel (nog) niet onderzocht. Maar de gelijkenis van de 1542-editie met een Liesvelttekst is wel erg opvallend. Indien deze conclusie klopt, dan mogen wij hieruit afleiden dat Hendrick Peetersen op zijn minst één uitgave verzorgd heeft met een zuiver Lutherse Bijbeltekst. Kennelijk is deze uitgave door het net geglipt van de opstellers van de Leuvense index. Hadden deze rechtzinnige, rooms katholieke theologen dit Nieuwe Testament in handen gekregen dan was er vrijwel zeker een verbodsbepaling op gekomen.

  Willem Vorsterman
(1533/34)
H.P. van Middelburch
(1541)
H.P. van Middelburch
(NT, 1542-editie)
Jacob van Liesvelt
(1542)
Johannes 5:17, 18 Mijn Vader werct tot deser tijt toe / en ic werck. Daerom dan sochte[n] he[m] die Jode[n] meer te doode[n] / wa[n]t hi niet allee[n] de[n] Sabboth en brac / maer geseyt hadde dat zijn vader God is / he[m] selve[n] God ghelijc make[n]de. Aldus heeft Jesus gheantwoort / en haer geseyt… Mijn Vader werct tot deser tijt toe / ende ick werck. Daerom dan sochten he[m] die Joden meer te doden / wa[n]t hi niet alleen de[n] Sabboth brack / maer geseyt hadde dat zijn vader God is / he[m] selven God ghelijc makende. Aldus heeft Jesus gheantwoort / en haer geseyt… Mijn vader werct tot noch toe / en ick wercke ooc. Daero[m] sochte[n] he[m] die Joden veel meer te doode[n] / om dat hi niet alleen den Sabboth en brack / mer dat hi ooc seyde. God is zijn vader / en maect he[m] selven God ghelijc. Doen antwoorde Jesus ende seyde tot haer… Mijn vader werct tot noch toe / en ick wercke ooc. Daerom sochte[n] hem die Jode[n] veel meer te dooden / om dat hi niet allee[n] den Sabboth en brac / mer dat hi ooc seide. God is zijn vader / en maecte hem selven Gode ghelijck. Doen antwoorde Jhesus en seyde tot haer…
Johannes 5:24 Die mij woort hoort / ende geloeft hem / die mi ghesonde[n] heeft / heeft dat eewige leve[n] / en en coemt in die verdoemenisse niet / maer hy sal gaen van die doot int leven. Die mijn woort hoort / en gelooft he[m] / die mi ghesonden heeft / heeft dat eewighe leven / en coe[m]t in die verdoemenisse niet / maer hy sal gaen van die doot int leven. Dye mijn woort hoort / en gelooft dien / dye mi gesonde[n] heeft / dye hemet deeuwighe leven en en coemt nyet in dat oordeel / maer hy is vander doot totted leven voorghedrongen. Wie mijn woort hoort / en gelooft dien / die mi gesonde[n] heeft / die heeft dat eeuwige leven / en en coe[m]t niet in dat oordeel / mer hi is vander doot totte[d] leve[n] voor ghedronghe[n].
Johannes 8:1-3 Jesus is gereyst totte[n] berch van[n] Olyve[n]. En metten dageraet is hy weder inde[n] tempel gecome[n]. En al tvolck is tot he[m] gecome[n] / en sitte[n]de leerde hi haer. En die scriven en pharizeen leyde[n] tot he[m] een vrouwe in overspel ghevonde[n]/en hebbe[n] haer int midden ghestelt/ … Jesus is gereyst totte[n] berch van[n] Olive[n]. En mette[n] dageraet is hi weder inde[n] tempel gecome[n]. En al tvolc is tot he[m] gecome[n] / en sitte[n]de leerde hi haer. En die Scriven en Pharizeen leyde[n] tot he[m] een vrouwe in overspel gevonde[n]/ en hebbe[n] haer int midden ghestelt / … Jesus ginc ae[n]de[n] Olijfberch en tsmorgensvroech qua[m] hi wed[er] inde[n] te[m]pel. En al dat volc qua[m] tot he[m] / en hi sadt en leerde se. Die scriftgeleerde en Pharizee[n] brachte[n] ee[n] wijf tot he[m] in overspel bevonde[n] / en si steldse daer ope[n]baer / … Jesus ginc aenden Olijfberch en smorgens vroech quam hi weder inden tempel / en al dat volc qua[m] tot he[m] / en hi sadt en leerde dese. Die scriftgeleerden ende die Pharizee[n] brachten een wijf tot hem in overspel bevonden / en steldense daer ope[n]baer / …
Openbaring 11:7 Ende wanneer datse haer ghetuychnis hebben gheeynt / dat dier / twelc wt de[n] afgront opclimmende is, sal maken een oorloghe teghen haer / … ende sal haer dootslaen. En haer lichamen sullen op die straten der grooter stadt ligghen / welcke gheestelijck wordt ghenoemt Sodoma ende Egyptus/ waer oock haer HEERE ghecruyst is. Ende sommighe vanden gheslachten/ ende Volck/ en Tale[n]/ en heydene[n] sulle[n] dye lichamen… Ende wanneer datse haer ghetuychnis hebben gheyent / dat dier / twelc wt de[n] afgront opclimmende is, sal maken een oorloghe teghen haer / … ende sal haer dootslaen. En haer lichamen sullen op dye straten der groter stadt liggen / welcke gheestelijck wordt ghenoemt Sodoma ende Egyptus/ waer oock haer HEERE ghecruyst is. Ende sommighe vande geslachten/ ende volck/ en talen/ en heydenen sulle[n] die lichamen… En als si haer getuygenisse geeynt hebbe[n] soo sat dz dat dier dat wt den afgront opcli[m]t teghe[n] haer eenen strijdt houde[n] en sal se verwinne[n] en sal se doode[n]/ en haere lichame[n] sullen ligge[n] op de strate[n] der grooter stadt/ dye daer gheestelijck sodoma en Egypten heet/ daer onse Heere gecruyst is / en sommige vande volcken/ en geslachte[n] en tonghe[n] zullen haer lichame[n]… En als si haer getuygenisse geeynt hebbe[n] so saldz dier dzwte[n] afgro[n]t opclipt tegen haer eene[n] strijt houde[n] en salse v[er]winne[n] en salse doode[n]/ en haer lichame[n] sulle[n] ligge[n] op die strate[n] d[er] groter stadt/ die daer geestelic Sodoma en Egipte heet/ daer onse HERE ghecruyst is. En sommige vande volcke en geslachte[n] en to[n]ge[n] sulle[n] haer lichame[n]…

Het is niet te achterhalen in hoeverre Hendrick Peetersen sympathie koesterde voor de zogenaamde nieuwe leer waarvan Maarten Luther, de Wittenbergse hervormer de grondlegger was. Enkel op basis van een fondslijst is het moeilijk te achterhalen waar een boekdrukker op het religieuze landschap stond of in hoeverre hij het Lutherse gedachtegoed aanhing. Een pers die rechtzinnig roomse publicaties voortbracht, had de dag tevoren soms vellen gedrukt met Lutherse teksten en omgekeerd. Dikwijls werden boekdrukkers gedreven door economische redenen om aan de toenemende vraag naar drukwerk te voldoen. Vooral in een periode waarin het gerechtelijk apparaat van de Antwerpse magistratuur een controlerend oog dichtkneep. Ook in die tijd woog bij velen het financieel ‘argument’ zwaarder dan een godsdienstig geschilpunt of zelfs een gewetensconflict.